Journaliste Margreet Vermeulen van de Volkskrant sprak met Tessa van Charldorp over interrupties. Hieronder lees je een deel van het uiteindelijke artikel.
Interrupties hebben een slechte naam. Maar, eigenlijk zijn interrupties zo slecht nog niet. Het fascinerende van hoe mensen converseren is juist de snelheid waarmee we elkaar begrijpen. Vaak weten we al aan het begin van een zin – door de grammatica, woordkeus of intonatie – waar die heen gaat en beginnen we ook al meteen met het formuleren van een reactie. Het is dus niet zo gek dat onze reactie vaak begint voordat de ander helemaal is uitgesproken. Áls er al een stilte valt tussen gesprekspartners, duurt die –in de meeste culturen –gemiddeld 100 milliseconden. Als het langer dan 1 seconde stil is, valt het op en gaan we ons al ongemakkelijk voelen.
Door elkaar heen praten is dus eerder regel dan uitzondering. Het is zelfs voor veel mensen het smeermiddel voor een goed gesprek. Mits de onderbrekingen coöperatief (bedoeld) zijn. ‘Stel dat de chirurg vraagt hoe je je voelt en jij vertelt dat je koorts hebt terwijl de arts eigenlijk wil weten hoe je je geestelijk voelt, dan zal hij je onderbreken en zijn vraag verduidelijken. Dat vindt niemand hinderlijk. Integendeel, dat is heel nuttig’. En als we onze gesprekspartner begrijpen en het hartgrondig met hem eens zijn, hebben we niet alleen de neiging instemmend te knikken maar dat ook verbaal te laten merken –voordat het verhaal afgerond is. Ook dat ervaren we als prettig, als aanmoediging en steun.
Voor het volledige verhaal zie dit artikel over interrupties uit de Volkskrant van 8 juni 2018. [of via: midden-in-je-betoog_volkskrant_2018]